SOLID staat voor een reeks fundamentele principes in softwareontwerp die worden gebruikt om onderhoudbare, uitbreidbare en flexibele systemen te creëren. SOLID is een acroniem gevormd door de beginletters van deze vijf principes:
S- Single Responsibility Principle
Een klas of module zou slechts één enkele verantwoordelijkheid moeten hebben. Dit helpt bij eenvoudiger onderhoud en wijziging van code zonder andere functionaliteiten te beïnvloeden.
O- Open/Closed Principle
Code moet openstaan voor uitbreiding(nieuwe functies toevoegen) maar gesloten voor wijziging(bestaande code niet wijzigen). Dit stimuleert het gebruik van overerving, interfaces of andere uitbreidingsmechanismen om nieuwe functies toe te voegen zonder bestaande code te wijzigen.
L- Liskov Substitution Principle
Objecten van een subklasse moeten substitueerbaar zijn voor objecten van de bovenliggende klasse zonder de correctheid van het programma aan te tasten. Dit zorgt ervoor dat overerving veilig en correct wordt uitgevoerd.
I- Interface Segregation Principle
Het is beter om kleine en specifieke interfaces te hebben in plaats van een grote interface met veel methoden. Dit helpt voorkomen dat klassen worden gedwongen om onnodige methoden te implementeren.
D- Dependency Inversion Principle
Module op hoog niveau mogen niet afhankelijk zijn van module op laag niveau. Beide zouden afhankelijk moeten zijn van abstracties. Dit principe moedigt het gebruik van afhankelijkheidsinjectie aan om nauwe koppeling tussen module te verminderen en het systeem gemakkelijker te testen en uit te breiden.
SOLID principes verbeteren de codestructuur, bevorderen modulariteit en verminderen het risico dat gepaard gaat met wijzigingen. Deze principes kunnen worden toegepast in verschillende programmeertalen en ontwikkelomgevingen.